7 Belangrijke voorwaarden voor succesvolle e-learning

Je hebt e-learning in allerlei soorten en maten, van een PowerPoint tot een website met interactieve opdrachten. De kwaliteit van deze vormen verschilt. Bij Précon vinden we het belangrijk dat je op een leuke manier echt iets leert en onthoudt na het volgen van een e-learning. De volgende voorwaarden zijn belangrijk voor een effectieve e-learning.

1. Sluit aan bij jouw doelgroep

Een goede e-learning sluit aan bij de beoogde doelgroep. Verplaats je in de doelgroep: door welk taalgebruik voelt de doelgroep zich aangesproken en welke inhoud is relevant? Zo spreek je een operator uit een voedingsmiddelenbedrijf bijvoorbeeld meer aan door gebruik te maken van korte zinnen en door moeilijke woorden zoveel mogelijk te vermijden. Maak de inhoud praktijkgericht, zodat een operator snel weet welke informatie belangrijk is. Bij een hogere doelgroep, zoals artsen, gebruik je weer ander taalgebruik en andere voorbeelden om de doelgroep bij de informatie te betrekken.

2. Denk goed na wat je wil bereiken en hoe je dit kunt bereiken

Wat wil je bereiken met de e-learning? Door van tevoren goed na te denken over het doel, kun je ook onderzoeken hoe je het gewenste eindresultaat het beste kunt bereiken. Précon stelt bijvoorbeeld altijd een didactisch ontwerp op dat beschrijft hoe inhoud, oefeningen en beelden worden aangeboden en hoe de cursist door de training navigeert.

Met behulp van goede leerdoelen weet je waar je naartoe werkt en waar een cursist op getoetst wordt. Zorg voor een duidelijke structuur en goede opbouw voor de gebruiker door de leerdoelen in een logische volgorde te behandelen.

3. Zorg voor een interactieve e-learning

Met een hoge mate van interactiviteit houd je de aandacht van de cursist vast en is de cursist actief bezig met het verwerken van de informatie. Doordat de hersenen meer gestimuleerd worden bij een interactieve opdracht, blijft de informatie beter en langer hangen. Zorg er dus voor dat werkvormen en activiteiten in de e-learning zich sterk afwisselen. Denk bijvoorbeeld aan video’s, sleepopdrachten, multiplechoicevragen en koppelopdrachten.

Let er wel op dat je opdrachten maakt die een cursist echt helpen om de leerstof beter te begrijpen. Vraag niet naar zaken die een cursist aan het einde van de training eigenlijk niet hoeft te beheersen. Ga uit van de leerdoelen die je van tevoren hebt opgesteld.

4. Borg de transfer

Borg de transfer met praktische voorbeelden en beeldmateriaal van de praktijk. De transfer is het geleerde (de theorie) kunnen toepassen in nieuwe situaties in de praktijk. Cursisten maken zelf de vertaalslag van de theorie uit een training naar de toepassing in hun werksituatie. Tijdens deze vertaalslag gaat veel kennis verloren. Borg de transfer door in je training zoveel mogelijk in te spelen op situaties uit de eigen werkpraktijk. Maak je een training over de metaaldetector? Gebruik dan voorbeelden en beeldmateriaal van de metaaldetector in de productie ter ondersteuning van de informatie.

5. Geef praktische voorbeelden

Richt je training echt op de praktijk, op informatie die de cursist in zijn of haar werkomgeving gebruikt of gaat gebruiken. Door praktische voorbeelden te geven, zorg je ervoor dat de cursist het geleerde goed kan toepassen in de praktijk.

6. Maak de e-learning gebruiksvriendelijk

Zorg ervoor dat gebruikers zich volledig kunnen focussen op de leerdoelen.

Gebruik eenvoudige navigatie.
Er gaat veel leercapaciteit verloren als de cursist op zoek moet gaan naar knoppen en de navigatie niet duidelijk is. Zorg voor een gebruiksvriendelijke e-learning die intuïtief te gebruiken is door de cursist.
Maak gebruik van duidelijk omschreven opdrachten.
Zorg voor een moderne vormgeving.
Een ouderwetse uitstraling van de training leidt af, doordat het de gebruiker een negatieve ervaring kan geven.
Zorg ervoor dat de training soepel te doorlopen is.
Een vastlopende techniek of traag werkende e-learning werkt niet fijn en leidt af van de informatie die je wilt overbrengen.
Test de e-learning goed en gebruik geen grote afbeeldingen of bestanden.

Let er bijvoorbeeld ook op dat de e-learning voldoet aan de 12 multimediaprincipes van Clark & Mayer, zoals het nabijheidsprincipe . Zet tekst dichtbij de bijbehorende afbeelding. Een cursist moet niet hoeven zoeken naar de informatie, dat kost je leercapaciteit. Deze principes verhogen dus de gebruiksvriendelijkheid.

7. Denk na over de lengte van je e-learning

Hoeveel informatie wil je overbrengen en hoe lang denk je dat cursisten nodig hebben om alle inhoud goed te kunnen doorlopen? Maak de e-learning niet te lang, omdat de aandacht dan minder goed kan worden vastgehouden. Een e-learning is maximaal te doorlopen in 45 tot 60 minuten. Zorg er dan in ieder geval voor dat je als gebruiker de e-learning tussentijds kan stoppen om later op dezelfde plek weer verder te gaan.

Structureer de onderwerpen in de e-learning en het leerproces goed, door bijvoorbeeld niet te veel verschillende onderwerpen in één e-learning te behandelen. Gaat de e-learningmodule over veiligheid? Focus je dan alleen op dit onderwerp. Wil je ook informatie toevoegen over een ander onderwerp als food defense? Door hier een kleine aparte e-learning van te maken, houd je de focus van de gebruiker vast.

Afhankelijk van je leerdoel(en), kan het ook heel effectief zijn om inhoud te verdelen in meerdere korte e-learnings van 10 tot 15 minuten. Zo hebben gebruikers maar een korte aandachtsspan nodig. Je kunt er ook voor kiezen een e-learning van 40 minuten op te delen in verschillende blokken. Cursisten raken gemotiveerd wanneer zij tussentijds verschillende onderdelen af kunnen ronden. Het afronden van een hoofdstuk activeert het beloningssysteem bij cursisten, waardoor er dopamine vrijkomt.