Blijf op de hoogte
Abonneer je op onze nieuwsbrief, onze maandelijkse blik op food en non-food kwaliteitsmanagement.
De Gezondheidsraad heeft nieuwe voedingsnormen voor energie (kcal) opgesteld voor verschillende doelgroepen. Deze normen zijn vastgesteld op basis van onderzoek van de Commissie Voeding van de Gezondheidsraad. Bij dit onderzoek zijn de huidige EFSA-normen voor energie (kcal) geëvalueerd. In dit artikel de belangrijkste punten uit het nieuwe onderzoek.
De Gezondheidsraad evalueert momenteel de voedingsnormen die de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) tussen 2010 en 2019 heeft gepubliceerd. Door middel van deze evaluaties wil de Gezondheidsraad vaststellen of de normen van EFSA ook voor Nederland kunnen gelden, aangezien harmonisatie binnen Europa het streven is. Er zijn tot nu toe drie deeladviezen verschenen: Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen, Voedingsnormen voor eiwitten en Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor zwangere vrouwen. In dit artikel de belangrijkste punten uit het vierde deeladvies: nieuwe voedingsnormen voor energie. De evaluatie is uitgevoerd door de vaste Commissie Voeding van de raad (hierna: de Commissie). De Commissie heeft hiervoor de energienormen van EFSA uit 2013 beoordeeld.
In het geval een bepaalde EFSA-norm niet kan gelden voor Nederland, heeft de Commissie gekeken welke andere norm geschikt is. Daarvoor zijn zes nationale en internationale rapporten meegenomen. Deze rapporten zijn gekozen in navolging van de aanpak bij de herzieningen van andere Nederlandse voedingsnormen. Eén van deze rapporten is het advies van de Gezondheidsraad uit 2001, die de tot nu toe geldende energienormen (kcal) voor Nederland bevat. Bij de beoordeling van de internationale rapporten is gekozen om andere referentiegewichten toe te passen, aangezien de gemiddelde Nederlander langer en dus zwaarder is dan de gemiddelde Europeaan.
Bij het vaststellen van de energienormen (kcal) is uitgegaan van een gemiddelde energiebehoefte. De gemiddelde energiebehoefte is namelijk geschikt voor toepassingen op groepsniveau, bijvoorbeeld in het kader van voedingsvoorlichting. De energienormen (kcal) zijn bepaald voor volwassenen, kinderen, zuigelingen vanaf 6 maanden, zwangere vrouwen en vrouwen die volledige borstvoeding geven. Er zijn geen energienormen (kcal) vastgesteld voor zuigelingen van 0 tot en met 5 maanden, omdat de energiebehoefte in deze groep gelijk wordt gesteld aan de hoeveelheid energie uit moedermelk. De adviezen voor kinderen en zuigelingen vanaf 6 maanden zijn bovendien gericht op gezonde kinderen met een gezond gewicht en gezonde groei. De energienormen worden verder uitgesplitst op leeftijd, geslacht en activiteitenniveau (PAL-waarde).
Vanwege de belangrijke invloed van lichamelijke activiteit op de energiebehoefte, is de energiebehoefte ook gespecificeerd naar verschillende niveaus van lichamelijke activiteit (PAL-waarden) bij volwassenen en kinderen vanaf 4 jaar. De PAL-waarde geeft aan hoe actief iemand is. Bij kinderen van 1 tot 4 jaar is één vaste PAL-waarde van 1,4 meegenomen. In onderstaande tabel worden voorbeelden gegeven van verschillende activiteitenpatronen van volwassenen en de bijbehorende PAL-waarde.
De gemiddelde energiebehoefte voor volwassenen en kinderen vanaf 1 jaar wordt bepaald door het energieverbruik in rust te vermenigvuldigen met een PAL-waarde. Voor kinderen vanaf 1 jaar wordt hier nog de energie benodigd voor de groei bij opgeteld. Aangezien voor zuigelingen vanaf 6 maanden geen PAL-waarde wordt gehanteerd, is de energiebehoefte in deze groep afhankelijk van het totale energieverbruik en de energie benodigd voor de groei.
In Figuur 1 worden de energienormen voor volwassenen, kinderen en zuigelingen naar leeftijd en PAL-waarde weergegeven. Wat je hier goed kan zien, is dat de energiebehoeften van 30 tot 60-jarigen weinig van elkaar verschillen. Daarnaast zie je een abrupte verspringing tussen verschillende leeftijdsgroepen. In werkelijkheid zal de overgang geleidelijk verlopen.
Voor zwangere vrouwen en vrouwen die volledige borstvoeding geven is een gemiddelde extra energiebehoefte bepaald, in plaats van een gemiddelde energiebehoefte. De extra energiebehoefte omvat de energie die nodig is voor de aanmaak van nieuw lichaamsweefsel of de aanmaak van moedermelk. Bij het bepalen van de extra energiebehoefte is rekening gehouden met de stijging van het energieverbruik in rust tijdens de zwangerschap en de energie die vrijkomt door gewichtsverlies tijdens de lactatieperiode.
In tabel 6 en 7 zijn de energienormen (kcal) voor zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven uiteengezet. Wat direct opvalt, is dat de energiebehoefte oploopt naarmate de zwangerschap vordert. Het principe van ‘eten voor twee’ is echter niet van toepassing. Voor de periode ná 6 maanden borstvoeding is geen energiebehoefte bepaald, omdat de verhouding tussen moedermelk en vaste voeding in deze periode sterk verschilt tussen kinderen.
Het belangrijkste verschil tussen beide adviezen is dat de energiebehoeften voor meerdere niveaus van lichamelijke activiteit zijn vastgesteld, terwijl in 2001 slechts één activiteitenniveau werd gehanteerd. Daarnaast heeft de Commissie recentere voorspellingsformules en referentiewaarden gehanteerd. Ook is een recentere schatting van de optimale gewichtstoename tijdens de zwangerschap meegenomen en wordt de extra energiebehoefte tijdens de zwangerschap nu gespecificeerd per trimester, terwijl in 2001 één norm voor de gehele zwangerschap gold.
De Commissie heeft in het nieuwe advies geen normen (kcal) voor zuigelingen van 0 tot en met 5 maanden meer opgenomen. Het uitgangspunt is namelijk dat de baby in deze periode naar behoefte moedermelk drinkt en de samenstelling van moedermelk optimaal wordt geacht. Voor zuigelingen van 6 maanden tot 1 jaar zijn de energienormen (kcal) ook verder uitgesplitst per maand en geslacht.
De energienorm (kcal) voor vrouwen die borstvoeding geven valt lager uit dan de norm uit 2001. Dit komt doordat de Commissie er vanuit is gegaan dat de energetische kosten van de metabole processen betrokken bij de productie van de moedermelk nihil zijn. Daarnaast stelt de Commissie vast dat in de eerste maanden na de bevalling meer energie vrijkomt door de afbraak van vetweefsel.
Neem contact met ons op via info@precongroup.com of +31 (0)30 – 65 66 010.
Abonneer je op onze nieuwsbrief, onze maandelijkse blik op food en non-food kwaliteitsmanagement.